woensdag 30 juni 2010

Filosofie periode 4

In de lessen hebben we allemaal informatie gehad die we op het einde eigen moesten maken. Je moest een eindwerk maken wat bestond uit je eigen rizoom. Hieronder zie je mijn eigen rizoom.

Elke dag krijg je informatie via verschillende medium. Hoe ga je daar mee om? Wat doe je ermee? Vertel je het voort? Kopieren wij de informatie?


In de lessen hebben we veel informatie gekregen. Wat doe je daar mee en hoe ga je daar mee om. Ik kwam erachter dat de informatie die we kregen we die op verschillende vlakken konden toepassen. Door deze informatie heb ik weer een andere kijk gekregen op het leven.
Mijn eindwerk gaat over informatie die wij krijgen en wat je daar mee doet.

Bijvoorbeeld territorialisering, deterritorialisering en reterritoritalisering. Je krijgt een mening te horen van een ander. Je gaat dus nadenken over wat de ander heeft gezegd (deterritorialiseren). Uiteindelijk ga je het misschien wel eens worden met die andere persoon want die heeft je een andere kant laten zien, je maakt het eigen (reteretorritalisering). Zo kan je het eigenlijk op bijna alles toepassen.

En dan het begrip being. Je moet altijd willen worden want als je het bent dan ben je dus eigenlijk klaar en dan heb je dus niks meer om te willen worden. Zo blijf je altijd eisen aan jezelf stellen en maakt doelen die je wilt bereiken. Dit kun je betrekken op school, relaties, omgaan met geld etc.

Dan het systeem. Alles is een systeem.. Het gaat erom hoe jij met het systeem omgaat. Op school en werk moet je altijd op tijd zijn. Dat is het systeem. Het kan zijn dat je dat soms niet ziet zitten. Wat je kan doen is het systeem eigen maken en het systeem dus iets aanpassen. Je houd je wel aan de regels maar je maakt ze wat meer eigen.

Je leest tijdschriften en kranten, alles wat je daar leest is al een keer geschreven, is dus een optelsom van teksten. Het is niet meer oorspronkelijk. Wat we doen met de tekst verschilt per persoon. Ieder doet dat op zijn eigen manier. Je onthoud een deel of misschien wel helemaal niks. Je vertelt het door, of zoekt er nog wat meer informatie over op.
Mijn conclusie is dat je alles op je eigen manier doet. Ieder gaat anders om met informatie. We hebben allemaal dezelfde informatie gekregen maar iedereen gaat daar weer anders mee om. Ieder koppelt het weer aan andere onderwerpen. De een zou het vaker toepassen of vaker gebruiken dan de ander.

Het gaat erom dat iedereen zo zijn eigen manier heeft om de informatie te verwerken.
Je bent altijd in wording. Daarbij gebruikt je constant informatie. De informatie kan je erbij helpen om te worden wie je wilt zijn, en het belangrijkste natuurlijk het willen blijven worden.
Tijdschriften en kranten komen we elke dag tegen. We lezen ze en halen er informatie uit. Puur voor vermaakt of intellectueel. Je kunt kranten gebruiken om de poep voor je hond op te ruimen, of om de glazen in de wikkelen tijdens een verhuizen.

Ik heb de tijdschriften met de informatie op mijn eigen manier verwerkt. Ik heb het eigen gemaakt.

vrijdag 13 november 2009

Filosofie opdracht Epicures

Denk je dat de Epicures uitspraak:
‘Als ik er ben is de dood er niet als de dood er is ben ik er niet’.

Helpt tegen de angst voor de dood?

Ik weet niet of het zo helpen. Het is op zich logisch dat als ik nog leef dat de dood er dan niet is en als de dood mij komt halen dat ik er dan niet meer ben. Als je echt heel bang bent dan helpt deze uitspraak echt niet. Op zich is het wel een grappige zin, hij is heel logisch en het is bijna een grapje. Het maakt de angst over de dood misschien wel iets luchtiger.

Filosofie opdracht Artistoteles

Aristoteles gefineerd de mens als ‘een dier dat kan denken’.
a) Vind je dit een goede definitie van de mens?

Aristoteles heeft op het eerste gezicht niet gelijk. Als ik die definitie hoor dan denk ik nee wij kunnen toch veel meer dan dieren. Maar als je nagaat en de onderverdelingen van Aristoteles ziet, zie je dat wij verstand hebben en dat hebben dieren niet waardoor wij zo veel meer kunnen doen. Wij leven anders wij kunnen dingen bereiken.

b) Noem vijf kenmerken die volgens jou uniek zijn voor mensen.

Door ons verstand te gebruiken kunnen wij doelen bereiken.
Wij beseffen dat we bestaan.
Wij kunnen dingen onthouden, kennis opdoen en ons verder ontwikkelen.
Ontwikkelen een eigen karakter.
Nadenken over onze toekomst.

c) Hoort zelfbewustzijn volgens jou ook bij dit rijtje met unieke kenmerken van de mens?

Ja, ik had zelfbewustzijn in het rijtje. Wij kunnen door ons verstand en zelfbewust zijn nadenken over de toekomt en wereld, wat we willen bereiken.

d) Vind je de test met de spiegel om te onderzoeken of dieren zelfbewustzijn hebben overtuigend?

Niet echt heel betrouwbaar. Hoe kan je zien aan een hond dat hij zichzelf herkent. Wij kijken toch ook niet op een bepaalde manier in de spiegel als wij onszelf zien, en daar kan je ook niet vanaf lezen dat we onszelf herkennen.

Aristoteles 2)

a) Leg uit waarom de definitie van de mens als dier dat kan denken logisch volgt uit deze indeling van Aristoteles.

De definities zijn logisch opgebouwd. Een plant kan alleen 1, dieren kunnen 1 en 2 en de mens kan ze alle 3. Het verschil tussen de mens en een dier is dus het nadenken, kennis verwerven over de wereld en over het Goede.

b) Leg uit dat de ziel van de mens behalve redelijk en sensitief ook voldoet aan de eigenschappen van de vegetatieve (‘planten’) ziel. Welk van deze vegetatieve kenmerken kan de mens zelf besturen en welke niet?

Stofwisseling kan je besturen door gezond te eten of juist niet en daar kunnen we bewust voor kiezen. Groei kan door medicijnen of hormonen regelt worden.

Voortplanten hebben we ook zelf in de hand. Je kan kiezen om een voorbehoedsmiddel te gebruiken of juist niet.

c) Denk je dat de stap van plant naar dier even groot is als de stap van dier naar mens?

De stap van plant naar dier vindt ik groter dan van dier na mens. Dieren staan al veel dichter bij de mens dan bij de planten. Dieren kunnen als zelf bewegen, waarnemen en voelen.

Aristoteles 3)

a) Waarom is de deugd volgens Aristoteles zowel een middel als een uiterste?

Aristoteles zegt dat een deugd een karakterhouding is. Je kan kiezen om de middenweg te nemen. Een deugd heeft vaak een uiterste wat niet het goede is. Aristoteles zegt dat je over de middenweg in moet nemen.

b) Noem drie deugden en geef van alle drie aan tussen welke twee extremen ze in liggen.

Laf – moedig – overmoedig

Onbeschoft – beleeft - nieuwsgierig

Respectloos – respect – gezaghebbend

c) Welke van de drie genoemde deugden vind je het belangrijkste?

Respect, want zonder respect kan je niet normaal met mensen omgaan. Iedereen moet respect voor elkaar tonen, alleen zo kunnen we een normale samenleving vormen.

d) Mensen zijn volgens Aristoteles sociale wezens: ‘Uiteindelijk zal een gelukkig mens zich inzetten voor de gemeenschap teneinde het geluk van de gemeenschap te vergroten.’Ben je dat met hem eens?

Ik hoop dat elke gelukkig mens dat zou doen. Ik weet niet goed wanneer je iemand gelukkig kan noemen. Veel mensen denken dat ze gelukkig zijn, hebben veel geld en denken eigenlijk alleen maar aan zichzelf.

e) De hoogste deugd is volgens Aristoteles het functioneren volgens de eigen aard. Vind je dat je moreel verplicht bent je talenten zo goed mogelijk te gebruiken?

Licht eraan of je daar gelukkig van wordt. Soms ben je ergens goed in maar vindt je iets anders leuker waar je wat minder goed in bent. Waarom jezelf niet verder ontwikkelen in het ding waar je minder goed in bent. Je moet natuurlijk wel functioneren volgens je eigen aard maar als je gelukkig wordt van iets anders doen dan waar je je talent hebt liggen dan is dat ook goed en ontwikkel je je ook volgens je eigen aard.

Filosofie opdracht 5 stappen

5 stappen:

Stelling Wieke:
Ouders kunnen voelen aan je pink als je liegt.

Uitzondering:
Vroeger toen ik loog konden mijn ouders het niet voelen aan mijn pink, maar ze konden het gewoon zien aan mijn houding.

Stelling is dus vals.

Herformuleren:
Mijn ouders konden het gewoon aan mij zien als ik loog.

Uitzondering:
Ik heb wel eens gelogen en dat hadden ze helemaal niet door, bijvoorbeeld over een snoepje pakken.

Stelling is vals.

Herformuleren:
Ouders kunnen alleen zien als je liegt als het om iets echt heel belangrijks gaat.

Uitzondering:
Ik heb wel eens over iets heel belangrijks gelogen wat mijn ouders niet konden zien. Maar ze hadden later wel door dat ik loog.

Stelling is vals.

Herformuleren:
Ouders kunnen niet zien als je liegt.

Stelling klopt.

Stelling Kelly:
Rijke mensen zijn altijd gelukkiger dan minder rijke mensen.

Uitzondering:
Rijke mensen scheiden ook en dat betekend dat ze niet gelukkig met elkaar zijn dus ook niet helemaal gelukkig zijn.

Stelling is vals.

Herformuleren:
Niet alle rijke mensen zijn gelukkiger dan de wat minder rijke mensen.

Uitzondering:
Ik ken veel meer minder rijke mensen die gelukkig zijn dan rijke mensen die gelukkig zijn.

Stelling is vals.

Herformuleren:
Rijke mensen hoeven niet per se gelukkiger te zijn dan minder rijke mensen.

Stelling klopt.
Leven dat niet is onderzocht is het niet waard om geleefd te worden.

Als het leven nooit is onderzocht zouden we ook niet weten wat we missen.

Waarom zou het leven van iemand die niet over het leven nadenkt minder zijn dan het leven van een ander die er wel over nadenkt en dagelijks filosofeert.

Je kan er genoeg aan hebben om het leven gewoon te volgen en de dingen te aanvaarden die op je pas komen.

Een gehandicapte denkt ook niet zo diep na over het leven en hij filosofeert ook niet, en zijn leven is net zo waardig als dat van ons.

Filosofie opdracht Plato 1,2 & 3

Plato 1)
Matrix

1) Waar kunnen we de dood van Socrates, die de gifbeker krijgt, terug vinden in de film?

Je ziet dat op het moment dat Neo moet kiezen tussen de rode en de blauwe pil. Hij kiest dan voor de rode pil. Daarmee gaat hij de werkelijke wereld in. Socrates krijgt de gifbeker en sterft en gaat naar de ideeënwereld dus de werkelijke wereld.
2) Hoe wordt in de film de grot van Plato verbeeld?

De ogen van Neo doen pijn als hij in de werkelijke wereld is, hij is niet gewend aan het licht. Bij de Grot van Plato doen je ogen pijn als je het vuur ziet, en als je het buitenlicht ziet doen ze helemaal pijn en wordt je verblind.

Opnieuw geprogrammeerd. Neo wordt opnieuw geprogrammeerd voor de werkelijke wereld, zijn ogen doen pijn omdat blijkt dat hij ze nooit echt heeft gebruikt. In de grot van Plato kom je steeds dingen tegen die je nog nooit hebt gezien. Alles is nieuw.
3) Leg een aantal verbanden tussen Neo en Plato’s filosoof.

Ze willen allebei ontdekken. Geloven dat er meer is dan de gewone wereld. Ze willen allebei naar de ideeënwereld de echte wereld. Ze vinden allebei dat je moet afvragen en moet ontdekken.
4) In de film wil de ‘verrader’ terug naar de schaduwwereld, hij wil weer leven in onwetendheid. Wat zou Plato hier van zeggen?

Hij zou het onzin vinden. Waarom zou je willen leven in een wereld die niet echt is. Hij zou het jammer vinden dat hij niet de moeite neemt om te ontdekken, om in de echte wereld te leven.

Plato 2)

b) Leg uit welke kenmerken van Plato’s mensbeeld je terug kunt vinden in deze woorden van Socrates.
Socrates zegt in deze tekst dat je op zoek moet naar de ware schoonheid. En die vindt je door stappen te ondernemen en zo kom je steeds dichter bij de ware schoonheid. Plato zegt ook dat je moet zoeken naar de ware wereld, hij vind dat je moet ontdekken en zo kom je meer te weten over de echte wereld. Verder kijken dan de gewone wereld, dus op zoek gaan naar de echte wereld de ideeënwereld. En Socrates zegt je moet verder kijken dan alleen het uiterlijk.
c) Leg uit waarom volgens Plato een echt filosoof, zoals Socrates, niet bang is voor de dood.

Omdat er een Ideeënwereld is. Als je dood gaat gaat je ziel naar die Ideeënwereld en krijgt daar alle informatie en keert dan weer terug op de aarde en dan ben je gereïncarneerd. Dus je keert weer terug.

Plato 3
b) Leg uit waarom we volgens Plato op onze hoede moeten zijn voor kunstwerken.
Omdat het een afleiding van een afleiding is. Omdat onze wereld een afleiding is van de Ideeënwereld. Als een schilder deze wereld na schildert, het betekend dat dat ook weer een afleiding is, namelijk van deze wereld.

c) Leg uit waarom we zijn woorden, bijvoorbeeld over het ‘verbannen van kunstenaars uit de ideale staat’ waarschijnlijk niet al te letterlijk moeten nemen.

Je merkt dat hij er mee zit. Maar hij is zelf ook een kunstenaar geweest. Hij vind kunst duidelijk belangrijk. Het is alleen dat hij de kunstenaars liever een stapje vooruit ziet doen dan een stapje terug. Want hij vind dat de kunstenaars een stapje achteruit doen.

d) Denk jij dat vakmensen vaak meer kennis over de werkelijkheid hebben dan kunstenaars?

Een kunstenaar is ook gewoon een mens en heeft net zoveel kennis over het leven als vakmensen. Maar het kan zijn dat een vakmens bijvoorbeeld meer weet over meubelsmaken. Maar een kunstenaar weet weer meer over zijn vak, waar vakmensen weer niet zo veel van af weten.

zondag 1 november 2009

Filosofie opdracht Heraclitus

Opdracht 1. Heraclitus


Citaat 1: In dezelfde rivieren treden wij en treden wij niet, wij zijn en wij zijn niet.

Citaat 2: Het is onmogelijk tweemaal in dezelfde rivier te treden;.. hij verstrooit en brengt samen.. en komt op ons toe en gaat van ons af.

Citaat 3: De god: dag nacht, zomer winter, oorlog vrede, verzadiging honger (d.w.z: alle tegenstellingen) – en hij neemt gestalten aan; zoals vuur wanneer het zich met reukstoffen verbindt, zijn naam ontleent aan het aroma van ieder daarvan.

Citaat 7: Ziekte maakt gezondheid prettig en goed, honger verzadiging, vermoeidheid en uitrusten.

Citaat 8: Zee: het zuiverste en tegelijk het meeste bedorven water voor de vissen drinkbaar en levengevend, voor de mensen ondrinkbaar en dodelijk.

A.

1:Dat als je twee keer in dezelfde rivier stapt het nooit hetzelfde zal zijn als de eerste keer, zowel de rivier als jij zijn een ander geworden/veranderd.

2: De wereld veranderd, het leven gaat door en veranderd.

3: Heraclitus wees erop dat er in de wereld voortdurend tegenstellingen zijn en dat zonder die tegenstellingen we het leven niet zo zouden ervaren (anders zouden ervaren).

B.

7: Als je nooit ziek bent geweest weet je ook niet wat gezondheid is. Zonder verdriet weet je niet wat blijdschap is. Ik vind dit een mooie citaat, nooit over nagedacht, maar zo logisch.

8: Wat voor de één goed is hoeft niet voor een ander goed te zijn.

C.

Wat ik heb geleerd van Heraclitus is dat tegenstellingen niet vanzelfsprekend zijn. En dat de een niet zonder de ander kan. Hij laat zien hoe belangrijk tegenstellingen zijn, dat ze elkaar versterken.

woensdag 28 oktober 2009

Tekstanalyse Kunstgeschiedenis

Hoofdstuk 4 De Grieken en hun naburen


4.9 Kouros uit Tenea, ca. 570 v. Chr. Marmer, hoogte 150 cm. Staatliche Antiknsammlungen und Glyptothek, Munchen.

Ik zie een jonge jongen staan. Hij is naakt en het lijkt erop dat hij tevreden kijkt. Het lichaam is niet echt gespierd. Zijn houding is strak, beetje stijfjes. Van voren is het helemaal horizontaal. Zijn gezicht zit recht op zijn lijf. Het linker been staat iets naar voren. Hij heeft een haardracht. Zijn handen zijn aan zijn dijbenen vast gezet. Hij heeft een smalle taille.

Het mannelijk naakt
Het overgrote deel van de vrijstaande archaïsche beelden stelt jeugdige mannelijk naakten voor, algemeen bekend als ‘kouroi’, het geen wil zeggen ‘jongelingen’. Er zijn er meer dan honderd bewaard gebleven, gaaf of in grote fragmenten, in hoogte variërend van gemiddeld zo’n anderhalve meter tot uitzonderingen als de kouros van Sounion, die 3,3 meter hoog is. (Nationaal Archeologisch Museum, Athene). De beelden zijn over in de Helleense wereld gevonden, maar voornamelijk in Griekenland zelf. Alle hebben dezelfde stijve houding; het hoofd omhoog, de ogen zie recht vooruit, de armen hangen naar beneden en de vuisten zijn gebald. Het accent ligt op brede schouders, krachtige borst- en kuitspieren, een smal middel, geprononceerde knieën, ronde dijen en billen. De gelaatsuitdrukking varieert van een onaandoenlijk, nogal lummelachtig starende blik tot een aangepaste maar niettemin veel betekende, soms iets wat brutale blik van waakzaamheid (4.9).

Geprononceerde: sterk sprekend of uitkomend.

De tekst heeft de afbeelding aangevuld. Ik heb veel uit de afbeelding kunnen halen wat later terug kwam in de tekst. Het is dat ik weet wat kouroi betekend, als ik dat niet had geweten zou de tekst belangrijker zijn geweest. Wat ik wel uit de afbeelding had kunnen halen maar niet helemaal heb gedaan is bijvoorbeeld het accent op de borst- en kuitspieren. De blik kon ik ook niet helemaal plaatsen. Ik dacht lacht hij nou vriendelijk of is het iets meer dan vriendelijk lachen. Na de tekst te hebben gelezen werd het dus duidelijk dat ze soms een brutale blik van waakzaamheid hebben. De tekst was bij deze afbeelding belangrijk om volledige informatie over de afbeelding te krijgen.

Het mannelijk naakt
Het grote deel van vrijstaande archaïsche beelden bestaan uit het jeugdige mannelijk naakt. Het mannelijk naakt heet ook wel ‘kouroi’, en dat wil zeggen ‘jongeling’. Er zijn er meer dan honderd bewaard gebleven en de hoogtes van die beelden verschillen. De beelden zijn vooral in Griekenland zelf gevonden. Kenmerken van deze beelden zijn; stijve houding; hoofd omhoog, armen hangen naar beneden en de handen zijn gebald als vuisten. De accenten liggen op de brede schouders, sterke borst- en kuitspieren, smal middel, sterk sprekende knieën, ronde dijen en billen. De gezichtsuitdrukking kunnen verschillen, van soms nogal lummelachtige blik tot een soms brutale blik van waakzaamheid.